Je hebt een eenmanszaak, de belastingaangifte staat op de planning, maar hoe verdeel je nu die kosten? Pas je enkel de werkelijke kosten toe, of ook de forfaitaire? En hoe verdeel je dit in je beroeps- en roerende inkomsten?
Haal je accountant erbij, ze zijn je rots in de branding als het gaat over belastingen!Je leest het, er bestaan twee soorten kosten die je kan inbrengen in je belastingen voor je beroeps- en roerende inkomsten.
De werkelijke kosten die je gemaakt hebt, anders gezegd al je bonnetjes en facturen. Je hebt bijvoorbeeld iets aangekocht van materiaal, een afschrijving, sociale bijdragen betaald, …
En dan heb je nog de forfaitaire kosten, geen bonnetjes voor nodig en moet je niet bewijzen. Je mag die dus aftrekken van jouw inkomsten, zelfs wanneer die kosten niet bestaan. Deze is per inkomstencategorie, dus zowel voor je beroepsinkomsten, maar ook voor je roerende inkomsten (je vergoeding voor auteursrechten), berekend als percentage van jouw inkomsten.
Je mag zelf kiezen welke kosten je aangeeft, naargelang wat voor jou het voordeligst uitkomt. Heb je meer forfaitaire kosten dan werkelijke kosten, dan mag je dus kiezen om het forfait aan te geven, zelfs als dit hoger ligt dan jouw werkelijke kosten.
Voor je roerende inkomsten, je vergoeding voor auteursrechten, mag je voor inkomstenjaar 2023 volgende forfaitaire kosten aangeven:
- op de inkomsten van € 0 - € 18.720: 50% kosten;
- op de inkomsten van € 18.720 - € 37.450: 25% kosten;
- boven € 37.450: geen forfaitaire kosten.
Maar hoe ga je nu te werk? Heb je meer werkelijke kosten die te maken hebben met jouw beroepsinkomsten dan het forfait, dan kies je om je werkelijke kosten te bewijzen.
De forfaitaire kosten liggen heel hoog voor de inkomsten uit auteursrechten, dus daar kies je al snel voor het forfait in plaats van jouw werkelijke kosten.
Maar mag je zomaar al je werkelijke kosten bij je beroepsinkomsten inbrengen, en de forfaitaire kosten voor je vergoeding voor auteursrechten?
Het zou de overheid niet zijn, als er geen discussies zouden bestaan. Zo heb je er een, tussen de fiscale administratie en het ITAA (Institute for Tax Advisors and Accountants) en nog tal van andere juristen/fiscalisten.
Enerzijds bestaat er een interne instructie van de fiscus die zegt dat de beroepskosten pro-rata moeten verdeeld worden over de beroepsinkomsten en de roerende inkomsten, lees: je vergoeding voor auteursrechten.
Anderzijds heeft het ITAA een commentaar gepubliceerd (ITAA-zine 04 / augustus 2020) over de interne instructie van de fiscus, waarbij dat standpunt om verschillende redenen wordt weerlegd.
Voor de beroepskosten stelt het ITAA dus voor dat je de volledige beroepskosten zou kunnen aftrekken van de beroepsinkomsten, ook in combinatie met het forfait binnen de auteursrechten, maar in de praktijk zal dit elke keer tot discussie leiden met de fiscus, wat je liever vermijdt natuurlijk.